‘Wie bent u?’ riep hij. ‘Wat wilt u van mij?’
De man zei niks. Hij keek op maar je zag zijn zicht niet, het was daar veel te donker voor. Hij zag er bleekjes en mager uit. Hij draaide zich om en liep weg. Tom aarzelde. Zou ik hem achtervolgen? Hij stapte in zijn auto en probeerde de man te volgen in het donker. De man liep een bos in. Tom stond voor het bos. ‘Zou ik verder gaan?’ dacht hij. ‘Was dit allemaal de moeite waart ?’
Tom stapte het bos in. Hij schrok voor de geluiden om zich heen. De schaduwen die precies dichter en dichter om hem af kwamen. Hij begon te rennen, weg van hier. Hij rende en rende toen hij plots bij een oud, groot gebouw stond. Het zag er verlaten uit. De ramen waren kapot, de deur was helemaal verroest maar er brandde licht! ‘Zou de man binnen zijn?’ Tom ging naar binnen om er achter te komen.
Toen Tom binnen was zag hij de man staan. ‘Kom dichterbij’, zei de man. Tom kwam dichter staan en vroeg: ‘Wie bent u?’ De man zei niks. ‘Als u niks zegt ga ik ook niks zeggen, dan kan ik beter maar vertrekken!’ zei Tom. De man deed zijn kap af. Tom was verbaast! Hij kende de man niet, hij had hem nog nooit gezien. ‘Wat wilt u van mij?’ vroeg Tom. De man zei: ‘Ik weet wat je met Anke hebt gedaan een half jaar geleden en ik ga dit gebruiken om jouw toekomst te verpesten’! ‘Waarom’? vroeg Tom. ‘Is dat niet duidelijk’? zei de man. Je hebt een perfecte carrière. Een vriendin die je heel graag ziet en waarmee je gaat trouwen. Alles dat jij hebt moest normaal mij toebehoren. Mijn carrière en mijn geliefde Inge. Ik heb niks meer! De man trok plotseling aan een touw.
Toen het gordijn open was, verschoot Tom hard. Er stonden 3 mensen. Het was zijn beste vriend Bart met zijn vriendin Anke en zijn geliefde Inge. Ze waren vast gebonden en ze hadden een grote prop in hun mond. Ze schreeuwden het uit maar, Tom kon alleen maar gemompel horen. De man zei: ‘Je kunt kiezen, Ik dood je vriendin ofwel de vriendin van je beste vriend waarmee je kind hebt’. ‘Kies!’ riep hij. Tom zei niks. Hij haalde een mes uit een leder riempje.
De man rende naar zijn vrienden en zijn geliefde. Tom keek toe. Het leek alsof hij bevroren was. Hij zag dat Inge naar het probeerde te schreeuwen. Ze schreeuwde het zo uit dat ze aan het wenen was maar, Tom kon niks horen. Hij fluisterde in zich zelf: ‘Ik heb je graag Inge’. Tom liep naar de man en duwde hem op de grond. Tom probeerde het mes af te pakken maar, hij had de sterkte van zijn tegen speler toch wat zwakker ingeschat. Het mes schoof weg. De man probeerde hem dan dood te slaan. Het begon een gevecht te worden voor levend of dood. Tom was is staat om de man weg te duwen maar, hij kwam weer recht op hem af. In paniek keek Tom rond zich heen. Hij zag het mes liggen. Het geschreeuw van de man die recht op hem afkwam maakte hem nog meer nerveus. Tom nam het mes en toen de man hem juist wou aanvallen, stak hij het mes in de buik van de man. Het lichaam viel op Tom. Tom kon het wel uitschreven van angst. Tom bevrijdde zijn vrienden en zijn geliefde en liepen naar de auto. ‘Wat gaan we met het lijk doen?’ vroeg Bart. Ze reden naar het kerkhof en daar begraafden ze de man in het graf dat hij zelf had gegraaft.